Nederlands

 
spiegelende glazen ovendeur
Uitspraak
Woordafbreking
  • oven·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ovendeur ovendeuren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ovendeur v/m [1]

  1. de deur die een oven afsluit tijdens het bakken en waardoor de voorwerpen die gebakken moeten worden of zijn gebakken zijn de oven in- en uitgebracht kunnen worden
    • Snijd de tomaten in vieren en rooster ze met een beetje olijfolie in de oven op 150 graden in 2,5 tot 3 uur tot ze rimpelig zijn. Laat de ovendeur op een kiertje staan zodat het vocht kan verdampen.[2] 
    • Exact 33 minuten later laat de oven een doordringend geluid horen. Als Van Horssen de ovendeur opent, trekt een witte waas de bakkerij in. Twee volle karren met prachtig bruin gebakken broden komen tevoorschijn. Vlug wippen de bakkers de broden iets uit het bakblik. „Dan blijft ook de onderkant knapperig en kunnen ze goed afkoelen.”[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Het Parool NIENKE DENEKAMP 3 NOVEMBER 2012 thuiskok-2012-wordt-het-kip-of-salade
  3. Reformatorisch Dagblad Gisette van Dalen-Heemskerk 21-01-2013 Doldraaiende broden en rijzende croissants
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be