orthopeed

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  orthopeed    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• or·tho·peed

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van het Griekse 'paideia' (opvoeding, jeugd) met het voorvoegsel ortho-

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	orthopeed	orthopeden
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de orthopeed m

1. (beroep) specialist in de orthopedie

Synoniemen

• orthopedist

Vertalingen

    1.   

Deens: ortopæd (da) g Duits: Orthopäde (de) m Engels: orthopedist (en)

Frans: orthopédiste (fr) v m Spaans: ortopedista (es) v m

Gangbaarheid

• Het woord orthopeed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "orthopeed" herkend door:

94 %	van de Nederlanders;
56 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.