oranjebloesem
  • oran·je·bloe·sem
enkelvoud meervoud
naamwoord oranjebloesem oranjebloesems
verkleinwoord

de oranjebloesemm

  1. (plantkunde) de witte bloemen van de sinaasappelboom Citrus sinensis  
     De Grote Balzaal is een zaal waar mensen ook wat langer blijven staan. In vitrines staat het nieuwe servies van de koning uitgestald. Een ijsvogel en oranjebloesem in Delfts blauw staan erop afgebeeld.[2]
     Deze plant is een gewas uit de olijffamilie met sterk geurende bloemen waarvan gezegd wordt dat ze naar oranjebloesem ruiken.[3]
     De lichtoranje wijn combineert frisse citrustonen met kweepeer, honing en oranjebloesem. Perfect voor een toostmomentje bij ondergaande zon.[4]
  2. symbool van het huis Oranje-Nassau
     Vijftien miljoen steekjes waren nodig voor een ivoorkleurig fond met oranjebloesem en cherubijntjes.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Karin Alberts
    “Je ook even koning voelen op het balkon van Paleis Noordeinde” (15-07-2017), NOS
  3.   Weblink bron
    Nele Annemans
    “Negen keer de mooiste kamerplanten voor een heerlijk geurend huis” (02-08-2020), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Annet de Groot
    “Geen zin in wijn? Ga voor een van deze alternatieven!” (02-06-2021), Tubantia
  5.   Weblink bron “Gouden Koets (Nederland)” (geraadpleegd 14 autustus 2021), Wikipedia