Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ope·nings·fa·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord openingsfase openingsfases
openingsfasen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de openingsfasev

  1. periode direct na het begin van iets
     De 21-jarige Zaniolo geldt als één van de gezichten die het Italiaanse elftal van nieuw elan voorziet. Tegen Nederland was hij in de openingsfase bijna succesvol met een stijlvolle omhaal.[1]
     Oranje miste na de goede openingsfase ook de scherpte om het Russische blok uit elkaar te spelen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Net hersteld van zwaar letsel blesseert Zaniolo zich tegen Oranje opnieuw” (DI 8 SEPTEMBER 2020), NOS
  2.   Weblink bron “Zorgeloze EK-kwalificatie voetbalvrouwen; zevende winst op rij” (VR 18 SEPTEMBER 2020), NOS