beginperiode
- be·gin·pe·ri·o·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beginperiode | beginperiodes beginperioden |
verkleinwoord |
de beginperiode v
- het eerste deel van een tijdvak
- ▸ Een eigen onderdak en archief ontbraken nog in die beginperiode. „Maar intussen zitten we alweer jaren in de Van Buuren Stee aan de Appelhofdwarsstraat, waar we wisselende exposities presenteren.[2]
- ▸ Terugkijkend op de beginperiode van de band, zegt Fleetwood dat ze het goed hebben gedaan. „We plaveiden een fantastische muzikale weg waar veel mensen van hebben genoten.”[3]
1. het eerste deel van een tijdvak
- Het woord beginperiode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Dick Janssen“Hoe is Wierden in 25 jaar veranderd? Dat toont de jubileumexpositie van de Historische Kring” (25-08-2020), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Mick Fleetwood gedenkt en bedankt Peter Green” (25 jul. 2020), De Telegraaf