openbaren
Nederlands
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
openbaren | openbarend |
openbaring | geopenbaard |
Uitspraak
Woordafbreking
- open·ba·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
openbaren |
openbaarde |
geopenbaard |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
openbaren
- overgankelijk wat voorheen een geheim was algemeen bekend maken
- De directie openbaarde een ingrijpend reorganisatieplan.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. wat voorheen een geheim was algemeen bekend maken
Gangbaarheid
- Het woord openbaren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "openbaren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be