oorlogsslachtoffer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oor·logs·slacht·of·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oorlogsslachtoffer oorlogsslachtoffers
verkleinwoord oorlogsslachtoffertje oorlogsslachtoffertjes

Zelfstandig naamwoord

de oorlogsslachtofferm

  1. (oorlog) (al dan niet dodelijk) slachtoffer van oorlogsgeweld
    • Een jongen van een jaar of twaalf, het zoveelste oorlogsslachtoffer, staarde John aan.[1] 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Een jaar later, W.R. Forstchen, 2017