Nederlands

 
oogschroef
Uitspraak
Woordafbreking
  • oog·schroef
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oogschroef oogschroeven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de oogschroefv / m

  1. (gereedschap) een schroef met aan de kopse kant een open ronde ring
Vertalingen

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be