schroef
- schroef
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘staafje met schroefdraad’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schroef | schroeven |
verkleinwoord | schroefje | schroefjes |
- (techniek) een klein cilindervormig of conisch voorwerp dat wordt gebruikt om andere, grotere voorwerpen vast te zetten
- Hoe krijg ik een schroef los die niet goed los wil?
- (scheepvaart) (luchtvaart) een werktuig met twee of meer gebogen bladen die door draaiing een schip of vliegtuig voortbewegen
- De duif was op weg voor een leervlucht in de schroef van een vliegtuig terechtgekomen.
- (sport) een sprong met een draai om de lengteas
- [1] (Vlaams) vijs
- [2] scheepsschroef
|
|
[1]
- Er zit een schroefje [bij hem/haar,...] los
Iemand is niet goed bij zinnen
- Op losse schroeven staan
Gezegd van iets waarvan onzeker is of het doorgaat
- • Het plan staat op losse schroeven.
1. een voorwerp dat wordt gebruikt om andere voorwerpen vast te zetten
|
|
2. een werktuig met twee of meer gebogen bladen die door draaiing een schip of vliegtuig voortbewegen
3. een sprong met een draai om de lengteas
vervoeging van |
---|
schroeven |
schroef
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schroeven
- Ik schroef.
- gebiedende wijs van schroeven
- Schroef!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schroeven
- Schroef je?
- Het woord schroef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schroef" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schroef" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be