onzer
- on·zer
onzer
- (verouderd) genitief van wij en we
- In dit verband zij even een zijstapje gemaakt naar vergelijking met de grote Libris Literatuur Prijs, waarvan de jury - althans volgens de ervaring van een onzer - een zelfde methodiek en waarderingsschaal pleegt te hanteren als die van de Woutertje Pieterse Prijs. [1]
onzer
- (verouderd) genitief v (van) ons
- Alleen het vwo heeft nog wat krenten in de pap op het gebied van de geschiedenis onzer letterkunde. [2]
- (verouderd) genitief mv (van) ons
- In 1937 vierde literair en katholiek Nederland het 350e geboortejaar van de prins onzer dichters, Joost van den Vondel (1587-1679). [3]
- [1] onzerzijds
- Het woord onzer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onzer" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Oostrom, F. van, e.a."Juryrapport Woutertje Pieterse Prijs 2001" in: Literatuur zonder leeftijd. jrg. 15 nr. 55 (zomer 2001) Biblion Uitgeverij, Den Haag; p. 246; geraadpleegd 2016-08-27
- ↑ Vries, F. de"Literaire detectives" in: Vestdijkkroniek. nr. 104 (september 2004) Vestdijkkring, Heelsum; p. 31; geraadpleegd 2016-08-27
- ↑ Spronck, L.Dr. Joseph Endepols, 1877-1962. Woordenaar en dialectoloog. (2012) Veldeke Krink Mestreech, Maastricht; ISBN 9789080920200; p. 21; geraadpleegd 2016-08-27
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be