Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ze·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van met het voorvoegsel on- en zeden met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onzedig onzediger onzedigst
verbogen onzedige onzedigere onzedigste
partitief onzedigs onzedigers -

Bijvoeglijk naamwoord

onzedig

  1. niet netjes, seksueel getint
    • De onzedig geklede vrouwen werden bewonderend nagekeken door de jonge jongens. 

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be