• on·wel·ge·voe·ge·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onwelgevoegelijk - -
verbogen onwelgevoegelijke - -
partitief onwelgevoegelijks - -

onwelgevoegelijk

  1. niet netjes of beleefd; niet zoals het hoort
    • De uitspraak betekent niet dat de 'fucks' en 'tits' nu over het scherm zullen vliegen, getuige de verdere reactie van Fox. 'Hoewel we zullen blijven proberen alle scheldwoorden tijdens live uitzendingen te weren, (...) moet het mogelijk zijn dat er op geïsoleerde, ongelukkige momenten onwelgevoegelijk taalgebruik tussendoor glipt.' [1]