onvrolijk
- on·vro·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onvrolijk | onvrolijker | onvrolijkst |
verbogen | onvrolijke | onvrolijkere | onvrolijkste |
partitief | onvrolijks | onvrolijkers | - |
onvrolijk [1]
- Het woord onvrolijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onvrolijk" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be