onverteerbaar
- on·ver·teer·baar
- Afgeleid van verteerbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onverteerbaar | onverteerbaarder | onverteerbaarst |
verbogen | onverteerbare | onverteerbaardere | onverteerbaarste |
partitief | onverteerbaars | onverteerbaarders | - |
onverteerbaar [1]
- niet te verteren door het spijsverteringsstelsel van een levend wezen
- "Helft zeeschildpadden heeft onverteerbaar afval doorgeslikt" [2]
- (figuurlijk) onaanvaardbaar, niet te pruimen
- Het woord onverteerbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.