• on·ver·licht
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onverlicht onverlichter onverlichtst
verbogen onverlichte onverlichtere onverlichtste
partitief onverlichts onverlichters -

onverlicht

  1. zonder dat er licht op schijnt
     Een van de inzittenden, die vaak vastzit met een tuigje, klimt uit het dakraam, kruipt op de motorkap, breekt met een slijptol het slot van de vrachtauto open en laadt de spullen uit de vrachtauto en in de auto. Ze kienen het zo uit dat het op een onverlicht deel van de snelweg gebeurt. Doordat de twee auto's naast elkaar blijven rijden en het verkeer ophouden, hebben andere weggebruikers niets in de gaten.[2]
     Het gaat om gemeenten in Flevoland, Gelderland, Friesland, Noord-Holland en Zuid-Holland. Onder meer delen van Barneveld, Ede, Harderwijk, Heerenveen, Lochem, Overbetuwe, Zuidwest-Friesland en Wageningen bleven onverlicht.[3]
  2. (figuurlijk) zonder veel verstand


  1. onverlicht op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Rijdende ladingdieven weer actief in Tilburg” (12 december 2018, 19:40), NOS
  3.   Weblink bron “Lantaarnpalen in tachtig gemeenten uit door ict-storing zomertijd” (2 april 2019, 15:25), NOS