• ont·har·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontharden
onthardde
onthard
zwak -d volledig

ontharden

  1. overgankelijk minder hard maken o.a.:
    1. (scheikunde) (van water:) door de kalkconcentratie te verlagen
       Zelf water ontharden is riskant, want bacteriën groeien snel in de gebruikte filters (ionenwisselaars).[2]
    2. (metallurgie) (van staal:) door gloeien en rustig afkoelen
       Hij legt uit wat hij precies doet: een vorm tekenen op het staal, de vorm er ruw inslijpen, ontharden in een gasoven op ruim 800 graden, de uiteindelijke vorm slijpen, weer verhitten en afkoelen in olie. Dan is het staal gehard.[3]
    3. (waterbeheer) natuurbeheer (van bebouwd gebied:) het vervangen van verharde oppervlakte (tegeltuinen, brede wegverharding, ingekokerde waterafvoerbuizen...) door natuur en andere plantengroei, smallere wegen, halfverharding (steenslag), open waterlopen, wadi's en dergelijke.
       Het ontharden van tuinen door particulieren is van belang om water effectiever lokaal vast te houden. Door regenwater op te vangen daar waar het valt, neemt de kans op wateroverlast af.[4]
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Matthieu Visser
    “Chemie” (4 maart 1995) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Maaike Thüss
    “Hengeloër Ebel-Jan (52) maakt vlijmscherpe messen” (16 november 2018) op tubantia.nl  
  4.   Weblink bron
    Wendy van de Leemkolk e.a.
    “Handreiking decentrale regelgeving klimaatadaptief bouwen en inrichten”, versie 1.0 (20 april 2020), Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 's-Gravenhage, p. 62
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be