• ver·har·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verharden
verhardde
verhard
zwak -d volledig

verharden [1]

  1. onovergankelijk harder worden
  2. overgankelijk harder maken
    • Het is een terugkerend probleem: minderjarigen die ondanks allerlei ingrijpen telkens opnieuw in gewelddadige criminaliteit belanden. Zo balanceren politie en justitie op een dun koord: stevig ingrijpen lijkt sommige jongens slechts te verharden en verder de misdaad in te duwen, terwijl mild ingrijpen in elk geval voor sommigen onvoldoende is om ze te stoppen. [2] 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]