• ver·har·der

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord verharder verharders
verkleinwoord verhardertje verhardertjes

de verharderm [1]

  1. (scheikunde) stof die aan een andere stof toegevoegd is of wordt, om het verharden van die laatste te bevorderen

verharder

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van verhard
94 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]