onpersoonlijkheid


  • on·per·soon·lijk·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord onpersoonlijkheid onpersoonlijkheden
verkleinwoord

de onpersoonlijkheidv

  1. de mate waarin iemand niet als een individu maar als een lid van een groep wordt behandeld
  2. iets dat past bij een onpersoonlijke behandeling