Nederlands

 
ongewassen wol
 
een ongewassen zwerver
Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·was·sen
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen ongewassen
verbogen
partitief ongewassens

Bijvoeglijk naamwoord

ongewassen [1]

  1. niet schoon gemaakt
    • De inspectie concludeert dat „onvoldoende zorg en ondersteuning” is geboden. Signalen van verwaarlozing – ongewassen kinderen, stinkende kleren, een vies huis – kwamen vanuit school, huisarts, politie en het ziekenhuis. [2] 
     Ik werd brak wakker in een zure lucht van zweetvoeten, ongewassen kleren en halflege pizzadozen.[3]
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • iemand ongewassen iets zeggen
iemand iets zonder omwegen en zonder verfraaiingen zeggen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Andreas Kouwenhoven Ingmar Vriesema 7 juli 2016
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be