• on·ge·kookt
stellend
onverbogen ongekookt
verbogen ongekookte
partitief ongekookts

ongekookt [1]

  1. van voeding dat de voedeselproducten nog niet in kokend water bereid zijn
    • Mishandeld worden met bacon. Dat overkwam een Amerikaan uit Goldsboro, North Carolina. Een ruzie met zijn vriendin liep uit de hand en opeens kreeg hij een pak ongekookte bacon naar zijn hoofd geslingerd.[2] 
    • Marjolein: "Iedere student kan het gerecht maken. Kom op nou, kwestie van een blik bonen opendraaien, toch? Nou ja, dat was het hem nou net. Ik had geen blik bonen. Ik had wel een zak gedroogde kidneybonen. Verkeerd besteld. Natuurlijk weet ik dat je die moet weken. Had ik ook keurig gedaan. De hele nacht stonden ze in het water. En daarna heb ik ze in de pan bij de rest van de ingrediënten gegooid. Moest vijftig minuten pruttelen. Dat leek me voldoende. Dat was het niet. De bonen waren keihard en ongekookt bleken ze ook nog eens giftig te zijn."[3] 
    • Vermijd daarom brood, pasta, granen, rijst en aardappelen zoveel mogelijk en verruil deze voor flinke porties vezelrijke ongekookte groenten, vaak ook ‘levende’ groenten genoemd omdat in deze groenten alle verteringsenzymen die een opgeblazen gevoel helpen voorkomen nog geheel intact zijn.[4] 
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 18 okt. 2017
  3. de Telegraaf MARJOLEIN HURKMANS 26 aug. 2017
  4. de Telegraaf 04 jan. 2016
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be