Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·hin·derd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongehinderd ongehinderder ongehinderdst
verbogen ongehinderde ongehinderdere ongehinderdste
partitief ongehinderds ongehinderders -

Bijvoeglijk naamwoord

ongehinderd

  1. zonder belemmering
    • De rechercheur kreeg ongehinderde doorgang naar de plaats van het misdrijf. 
    • Een ongehinderde loop van het recht is een belangrijk vereiste voor de rechtstaat. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid