• on·ge·hin·derd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongehinderd ongehinderder ongehinderdst
verbogen ongehinderde ongehinderdere ongehinderdste
partitief ongehinderds ongehinderders -

ongehinderd

  1. zonder belemmering
    • De rechercheur kreeg ongehinderde doorgang naar de plaats van het misdrijf. 
    • Een ongehinderde loop van het recht is een belangrijk vereiste voor de rechtstaat.