• on·ge·de·fi·ni·eerd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongedefinieerd ongedefinieerder ongedefinieerdst
verbogen ongedefinieerde ongedefinieerdere ongedefinieerdste
partitief ongedefinieerds ongedefinieerders -

ongedefinieerd

  1. niet precies te omschrijven, niet duidelijk vastgelegd
    • De deling van nul door nul is ongedefinieerd in de wiskunde. 
     In een vreemde stad, waar zij niemand kent en niemand haar, waar zij ongedefinieerd is, voelt zij zich op haar gemak.[2]
  2. (figuurlijk) (pejoratief) geen goede indruk makend
     De totaalklank tegen het einde van de Trauermarsch was als klonterige Brinta-pap: troebel, log en ongedefinieerd.[3]
     De Denen zweren bijvoorbeeld bij frikadeller - niet die ongedefinieerde stukken gefrituurd vlees die wij in de snackbar bestellen, maar een soort platte gehaktbal van vis die wordt geserveerd met remouladesaus.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Judith Eiselin
    “Een spannend en intrigerend debuut van Sacha Bronwasser” (15 november 2019) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Merlijn Kerkhof
    “Voor Gatti gaat interpretatie boven klankschoonheid” (21 oktober 2016) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Sam de Voogt
    “De Thuiskok: Deense fisk frikandeller” (5 april 2016) op nrc.nl