Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • on·der·stroom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderstroom onderstromen
verkleinwoord onderstroompje onderstroompjes

Zelfstandig naamwoord

ónderstroom m [1]

  1. stroming diep in het water
  2. (figuurlijk) verloop van iemands diepere gevoelens
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
onderstromen

ónderstroom

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderstromen
    • ... dat ik ónderstroom. 
vervoeging van
onderstromen

onderstróóm

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderstromen
    • Ik onderstroom. 
  2. gebiedende wijs van onderstromen
    • Onderstroom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van onderstromen
    • Onderstroom je? 

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen