• on·der·houds·plicht
enkelvoud meervoud
naamwoord onderhoudsplicht onderhoudsplichten
verkleinwoord - -

de onderhoudsplichtv / m

  1. (juridisch) verantwoordelijkheid om een persoon met wie je een familierechtelijke band hebt genoeg middelen van bestaan te geven
     Erkenning van een kind brengt voor de schijnvaders ook verplichtingen met zich mee, zoals een onderhoudsplicht.[1]
  2. (juridisch) verantwoordelijkheid om iets dat gebruikt wordt in bruikbare staat te houden
     De huisbaas van 21 panden in de Lepelstraat in Amsterdam, de firma Gassan, moet zijn onderhoudsplicht nakomen, aldus het vonnis van de vice-president van de Amsterdamse rechtbank donderdag in een kort geding.[2]
  1.   Weblink bron
    Menno Sedee
    “Duizenden Duitse schijnvaders erkenden voor geld de kinderen van asielvrouwen” (8 juni 2017) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron “Onderhoudsplicht. De huisbaas” (1 september 1980) op nrc.nl