onbezorgd
- on·be·zorgd
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbezorgd | onbezorgder | onbezorgdst |
verbogen | onbezorgde | onbezorgdere | onbezorgdste |
partitief | onbezorgds | onbezorgders | - |
onbezorgd
- onbekommerd, niet door zorgen geplaagd
- Door de aanranding kunnen zij niet langer onbezorgd genieten van een boswandeling.
- niet afgeleverd op de bestemming
- De postbode vond aan het eind van zijn ronde nog een onbezorgd pakje in zijn auto.
- (verouderd) zonder verzorging
- Na zijn plotselinge dood bleven zijn vrouw en kind onbezorgd achter.
- Het woord onbezorgd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbezorgd" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be