onbehuisd
- on·be·huisd
- Naamwoord van handeling van behuizen met het voorvoegsel on-
stellend | |
---|---|
onverbogen | onbehuisd |
verbogen | onbehuisde |
partitief | onbehuisds |
onbehuisd [1]
- geen woning hebbend
- Nog altijd tienduizenden Pakistanen onbehuisd: Tienduizenden overlevenden van de aardbeving die in oktober vorig jaar Pakistan trof, wonen nog altijd in tenten en hutten. Dat hebben Britse hulporganisaties woensdag gemeld. Volgens Oxfam wonen meer dan 40.000 mensen in vlucht [2]
- van een gebied dat er een woningen staan
- Het woord onbehuisd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbehuisd" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 04-10-2006 Nog altijd tienduizenden Pakistanen onbehuisd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be