behuizen
- be·hui·zen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
behuizen |
behuisde |
behuisd |
zwak -d | volledig |
behuizen [1]
- overgankelijk van een huis voorzien
- Het woord behuizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.