Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ona·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘paardachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord onager onagers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de onagerm

  1. (onevenhoevigen) Equus hemionus   een kleine wilde ezel uit de woestijnen van Syrië, Iran, India en Tibet
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

20 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen