onager
- ona·ger
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘paardachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onager | onagers |
verkleinwoord | - | - |
de onager m
- (onevenhoevigen) Equus hemionus een kleine wilde ezel uit de woestijnen van Syrië, Iran, India en Tibet
- Het woord onager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onager" herkend door:
20 % | van de Nederlanders; |
21 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "onager" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ onager op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be