onafscheidbaar
- on·af·scheid·baar
- afleiding van afscheidbaar met het voorvoegsel on-
onafscheidbaar
- dat iets niet van een andere zaak te scheiden is
- Zij waren al vele jaren onafscheidbare vrienden.
1. dat iets niet van een andere zaak te scheiden is
- Het woord onafscheidbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.