• af·scheid·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen afscheidbaar afscheidbaarder afscheidbaarst
verbogen afscheidbare afscheidbaardere afscheidbaarste
partitief afscheidbaars afscheidbaarders -

afscheidbaar

  1. van een ruimte dat je het kunt afsluiten, afgrenzen van een andere ruimte
    • Doormiddel van deze schuifwand kunnen we van deze zaal twee afscheidbare ruimtes maken.