omwoelen
- om·woe·len
- samenstelling van om en woelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omwoelen |
woelde om |
omgewoeld |
zwak -d | volledig |
omwoelen [1]
- overgankelijk oppervlakkig omwerken
- overgankelijk wanordelijk door elkaar halen
- ▸ Het water moest al heel lang niet gebruikt zijn, want het was bedekt met een dikke laag slijm en er steeg een smerige stank uit op nadat ik het had omgewoeld.[2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omwoelen |
omwoelde |
omwoeld |
zwak -d | volledig |
omwoelen [3]
- Het woord omwoelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omwoelen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be