Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·koop·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen omkoopbaar omkoopbaarder omkoopbaarst
verbogen omkoopbare omkoopbaardere omkoopbaarste
partitief omkoopbaars omkoopbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

omkoopbaar

  1. met behulp van geschenken, geld e.d. over te halen om van zijn plicht, partij, overtuiging te verzaken
    • Gelukkig was de bewaker omkoopbaar en konden we na het betalen van een tientje toch nog naar binnen. 
Synoniemen

Gangbaarheid