• om·draai·ing
enkelvoud meervoud
naamwoord omdraaiing omdraaiingen
verkleinwoord - -

de omdraaiingv

  1. verandering waarbij iets een halve slag om zijn as wentelt, rotatie van 180°
     Zo’n omdraaiing van het magnetisch veld gebeurt gemiddeld eens in de 450.000 jaar, de laatste keer was 780.000 jaar geleden.[1]
  2. omkering van een volgorde
     Gezze is een omdraaiing van zegge(n).[2]
     Omdraaiingen in bijvoorbeeld telefoonnummers en geboortedata komen dan ook veelvuldig voor.[3]
  3. (figuurlijk) eenvoudige verandering waardoor een toestand of redenering opeens een tegenovergesteld resultaat oplevert
     De nummers waarbij zangeres Audrey Gbaguidi op de voorgrond trad, zorgden voor een verrassende omdraaiing van de afrobeat die traditioneel door achtergrondzangeressen wordt opgevrolijkt. In Allens versie klonk er nu een laag brommend mannelijk achtergrondkoor.[4]
     Het scenario blijft daarbij wat een de ‘magere’ kant. Eén langgerekte grap die draait om de omdraaiing dik is goed, dun is slecht.[5]
  1.   Weblink bron
    Michiel van Nieuwstadt
    “Magnetische zuidpool blijft bewegen” (19 januari 2013) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Berthold van Maris
    “Laattaarts – de aantrekkingskracht van achterstevorentaal” (15 mei 2020) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Nelleke Benschop
    Reacties : Volgorde in tellen in: Onze Taal., jrg.g 61 nr. 5 (mei 1992), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 94
  4.   Weblink bron
    Leendert van der Valk
    “Intens genot bij Allens afrobeat” (12 november 2012) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    André Waardenburg
    “Dik Trom is tegenwoordig pure camp” (24 november 2010) op nrc.nl