• om·bren·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord ombrenger ombrengers
verkleinwoord

de ombrengerm [1]

  1. iemand die zaken rondbrengt
    • Ombrenger: Ombrenger m. (-s), OMBRENGSTER, v. (-s), persoon, die zaken bezorgt of rondbrengt: de ombrenger der krant. [2] 
78 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Van Dale 1898 GROOT WOORDENBOEK DER NEDERLANDSCHE TAAL Wat is de betekenis van Ombrenger?
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be