Nederlands

 
Een krantenbezorger van het Haarlems Dagblad   trotseert de sneeuw (1984)
Uitspraak
Woordafbreking
  • kran·ten·be·zor·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord krantenbezorger krantenbezorgers
verkleinwoord krantenbezorgertje krantenbezorgertjes

Zelfstandig naamwoord

de krantenbezorgerm

  1. (beroep) iemand die de kranten van een krantenwijk bij de abonnees brengt
    • Een krantenbezorger is vaak een middelbare school scholier. 

Meer informatie

Gangbaarheid