• ok·to·ber·weer
enkelvoud meervoud
naamwoord oktoberweer
verkleinwoord oktoberweertje

het oktoberweero

  1. (meteorologie) het herfstachtige weer dat kenmerkend is voor oktober
     zoel oktoberweer en niemand die een vraag stelde toen ik afscheid nam van de assistente na een korte bijeenkomst in de buurt van het theater en naar Topanga Beach reed waar ik op de parkeerplaats de motor amper had uitgezet of er verscheen al een blauw zwaailicht en ze gaven me op zo’n manier te verstaan dat er langs de hele Pacific Coast Hwy een parkeerverbod gold[2]
     Volgens Severin is het warme oktoberweer wel bijzonder. ,,Records zoals dit verwacht je nooit, zeker niet zo veel records achter elkaar, zo laat in het jaar."[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron
    Bonne Kerstens
    “Vandaag wéér warmterecord gebroken, en nog is het niet op” (16-10-2018), Tubantia