Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nul·hy·po·the·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nulhypothese nulhypotheses
nulhypothesen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de nulhypothesev

  1. (statistiek) veronderstelling die al of niet ontkracht kan worden door een onderzoek; een exacte, kwantitatieve uitspraak over een parameter van de populatie
    • De p-waarde, of overschrijdingskans, is de kans op de gevonden uitkomst, of een nog onwaarschijnlijker waarde, als de nulhypothese (in het voorbeeld geen deeltje) juist is.[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen