• nord·len·ding
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   nordlending     nordlendingen     nordlendinger     nordlendingene  
genitief   nordlendings     nordlendingens     nordlendingers     nordlendingenes  

nordlending, m / v

  1. (demoniem) noorderling, een persoon die woont in of is afkomstig is uit Noord-Noorwegen
    «Nordlending er et greit og fint begrep som er flere hundre år gammelt.»
    Het Noorse woord Nordlending is een duidelijke en mooie term die enkele honderden jaren oud is.
  2. (demoniem) persoon die woont in of is afkomstig uit de provincie Nordland
  3. (streektaal) persoon uit een dorp verder naar het noorden (dan waar je vandaan komt)


  • nord·len·ding
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   nordlending     nordlendingen     nordlendingar     nordlendingane  

nordlending, m

  1. (demoniem) noorderling, een persoon die woont in of is afkomstig is uit Noord-Noorwegen
    «Nordlending er et greit og fint begrep som er flere hundre år gammelt.»
    Het Noorse woord Nordlending is een duidelijke en mooie term die enkele honderden jaren oud is.
  2. (demoniem) persoon die woont in of is afkomstig uit de provincie Nordland
  3. (streektaal) persoon uit een dorp verder naar het noorden (dan waar je vandaan komt)