Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • streek·taal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord streektaal streektalen
verkleinwoord streektaaltje streektaaltjes

Zelfstandig naamwoord

de streektaalv / m

  1. (taalkunde) één of meer taalvariëteiten die in een bepaald gebied gesproken worden en onderling sterk gelijken
    • Door de aanwezigheid van dialectcontinua is het meestal een heel lastige, zo niet een betekenisloze bezigheid om de grenzen van een streektaal te proberen vast te stellen. 
  2. (taalkunde) één of meer taalvariëteiten van de overheid dit label hebben gekregen
    • Het Nedersaksisch en het Limburgs zijn door de Nederlandse overheid erkend als streektaal. 
  3. (taalkunde) dialect
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid


Achterhoeks

Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de zelfstandige naamwoorden streek en taal

Zelfstandig naamwoord

streektaal

  1. (taalkunde) streektaal


Drents

Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de zelfstandige naamwoorden streek en taal

Zelfstandig naamwoord

streektaal

  1. (taalkunde) streektaal
Schrijfwijzen

Meer informatie


Nedersaksisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de zelfstandige naamwoorden streek en taal

Zelfstandig naamwoord

streektaal

  1. (taalkunde) streektaal
Schrijfwijzen
Synoniemen

Meer informatie


Sallands

Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de zelfstandige naamwoorden streek en taal

Zelfstandig naamwoord

streektaal

  1. (taalkunde) streektaal