• noord·pool·cir·kel
enkelvoud meervoud
naamwoord noordpoolcirkel -
verkleinwoord - -

de noordpoolcirkelm

  1. (aardrijkskunde) de bijzondere parallel op 66½° NB
    • Ten noorden van de noordpoolcirkel komt de zon in een deel van de winter niet boven de zuidelijke horizon.