nomothetisch
- no·mo·the·tisch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nomothetisch | nomothetischer | |
verbogen | nomothetische | nomothetischere | |
partitief | nomothetisch | nomothetischers | - |
nomothetisch
- met betrekking tot de nomothese, wetten makend en stellend
- onderzoek dat gericht is op het vinden van wetmatigheden
- Samen met de later eveneens beroemd geworden Eric Wolf en Sidney Mintz en onder leiding van Julian Steward zocht Harris de verklaring voor culturele verschillen en overeenkomsten in materiële omstandigheden (fysisch milieu, technologie, bevolkingsdruk). Waar Steward, Wolf en Mintz meer oog hadden voor de historisch bepaalde wisselwerking tussen ecologie en cultuur, hield Harris vast aan een nomothetisch (wettenstellend) ideaal en een monocausaal model.[1]
- [1] wetgevend
1.
- Het woord nomothetisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ NRC Anton Blok 10 november 2001 Stormcentrum in de antropologie