de nol v / m
- kleine verhoging in het terrein
- (waterbeheer) resterend overblijfsel van een voor het overige weggevallen dijk dat uitsteekt in het water
- Vijf windmolens bij de Grote Nol dekken hele Thoolse stroombehoefte [3]
- slaapje, dutje
- Ik heb even een nol gedaan.
nol
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nollen
- gebiedende wijs van nollen
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nollen
51 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen.[4] |
nol
- nul
- Cyrillische transcriptie: ноль.