nitraat
- ni·traat
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zout van salpeterzuur’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Naamwoord van handeling van nitreren met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nitraat | nitraten |
verkleinwoord | nitraatje | nitraatjes |
het nitraat o
- (scheikunde) een zout van salpeterzuur dat het ion NO3− bevat
- De hoeveelheid nitraat die beschikbaar is in de grond is belangrijk voor de vruchtbaarheid ervan.
- (scheikunde) een ester van salpeterzuur
- Het woord nitraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nitraat" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "nitraat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ nitraat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be