nieuwjaarsbrief
- nieuw·jaars·brief
- samenstelling van nieuwjaar en brief met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nieuwjaarsbrief | nieuwjaarsbrieven |
verkleinwoord | nieuwjaarsbriefje | nieuwjaarsbriefjes |
de nieuwjaarsbrief m
- (jaarwisseling) een brief waarin iemand andere mensen het beste wenst voor het nieuwejaar
- - Al begrijp ik weinig van de situatie rond de pensioenen, ik weet er inmiddels genoeg vanaf om mijn pensioenfonds aan te raden voortaan zo’n nieuwjaarsbrief anders te beginnen: „Hoe graag wij u ook een voorspoedig 2012 zouden wensen, wat betreft onze pensioenen zit dat er echt niet in. Sorry, luitjes! Wij hopen dat dit vooruitzicht uw gezondheid niet zal schaden.”[2]
- (België) (jaarwisseling) een brief die kinderen aan hun ouders, peter en meter en grootouders schrijven en voorlezen waar ze hun het beste wensen voor het nieuwe jaar
- Maar Schoolmeester hield van al zijn leerlingen hun vorderingen bij. Hij liet leerlingen die daartoe in staat waren een nieuwjaarsbrief schrijven voor familieleden. Een deel van de leerlingen uit de hoogste klassen kreeg dan een voorbeeldbrief die overgepend moest worden. Meurkens concludeert nu dat jongens en meisjes die hiertoe in staat waren als echte alfabeten beschouwd kunnen worden: 70 à 75 procent van de jongens en 30 à 35 procent van de meisjes. [3]
[1] nieuwjaarskaart
- Het woord nieuwjaarsbrief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nieuwjaarsbrief" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Frits Abrahams 11 januari 2012
- ↑ NRC Cor van der Heijden 9 oktober 2004
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be