neuron

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  neuron    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• neu·ron

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	neuron	neuronen neurons
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

het neuron o

1. (biologie) zenuwcel met haar neuriet en dendrieten, behorend tot de belangrijkste elementen van het zenuwstelsel

Synoniemen

• zenuwcel

Verwante begrippen

• zenuw

Hyponiemen

• interneuron, spiegelneuron

Afgeleide begrippen

• neuraal, neuralgie, neuronaal

Vertalingen

    een zeer belangrijke cel in het zenuwstelsel   

Duits: Nervenzelle (de) v, Neuron (de) m Engels: neuron (en), nerve cell (en)

Frans: neurone (fr) m, cellule nerveuse (fr) v Spaans: neurona (es) v, célula nerviosa (es) v

Gangbaarheid

• Het woord neuron staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neuron" herkend door:

88 %	van de Nederlanders;
91 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.