netheid
- net·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | netheid | |
verkleinwoord |
de netheid v
- keurig zijn van iets vooral in kleding, voorkomen, manier van werken, huishouding
- De hoofdpersoon van de film, Ove, belichaamt beide kanten van de medaille: hij is eenzaam, zelfs levensmoe, maar tegelijkertijd hecht hij enorm aan netheid, orde en het naleven van de regels. Een man die Ove heet is een tragikomedie met precies de juiste verhoudingen tussen ernst, sentiment en grappen, heel fijne oneliners („Het lot is de optelsom van onze stommiteiten”) en meesterlijke situaties. [2]
- Het woord netheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "netheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Lisa Vos 22 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be