Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nest·warm·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nestwarmte
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de nestwarmtev

  1. een behagelijke warmte binnenshuis
  2. (figuurlijk) huiselijke geborgenheid
    • Het leek me een metafysische verderzetting van de tafel bij ons thuis, waar we zelden alleen maar met ons zevenen aanzaten. Er was altijd plek voor een verdwaalde ziel, een toevallige passant of een schoolkameraad op zoek naar wat nestwarmte. Ik hoopte wel dat in de eeuwigheid de catering zou worden uitbesteed. Koken was haar sterkste kant niet. De beste specerij was haar persoonlijkheid, die tragisch genoeg vanaf haar vijftigste langzaam alle kruidigheid begon te verliezen. [1] 
    • Maaike Meijer, honorair hoogleraar genderstudies, ziet Rieu als toonbeeld van de 'beleveniscultuur'. Dat duizenden mensen samen met hem 'uit hun dak gaan', ziet ze als een beweging tegen de doorgeslagen individualisering. Mensen voelen zich geïsoleerd in hun individualiteit en zoeken toch 'nestwarmte'. Meijer gaat eraan voorbij dat die beleveniscultuur juist een onlosmakelijk onderdeel zou kunnen zijn van individualisering en secularisering, in plaats van een poging om die ontwikkeling terug te dringen.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Standaard ZATERDAG 15 APRIL 2017
  2. Volkskrant Persis Bekkering 20 juni 2015
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be