negen en een half
- Geluid: negen en een half (hulp, bestand)
- IPA: /ˈneɣənɛnənˌhɑləf/
- ne·gen en een half
negen en een half
- 9½ (of 9,5); het getal halverwege tussen negen en tien
- De baby woog bij de geboorte negen en een half pond.
- De helft van negentien is negen en een half.
- Als zelfstandig naamwoord wordt negen-en-een-half aan elkaar geschreven.[1]
- Hij had voor zijn proefwerken een negen-en-een-half en twee tienen.
- Het woord negen en een half staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ 1,0 1,1 Twee-en-een-half / tweeëneenhalf / twee en een half / tweeënhalf op website: Taaladvies.net; geraadpleegd 2017-02-07