natuurkundig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·tuur·kun·dig
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van natuurkunde met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | natuurkundig | natuurkundiger | natuurkundigst |
verbogen | natuurkundige | natuurkundigere | natuurkundigste |
partitief | natuurkundigs | natuurkundigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
natuurkundig
- (natuurkunde) betrekking hebbend op de natuurkunde, (fysica)
- We moeten die natuurkundige begrippen leren.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord natuurkundig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "natuurkundig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be